De uitvinding van de achternaam
In 1811 toen Nederland een koninkrijk was onder de broer van de machtige
In de noordelijke provincies kende men in die tijd maar weinig achternamen dus velen moesten er zo snel mogelijk één kiezen. Toch waren er velen die het keizerlijk decreet negeerde en geen familienaam aannamen. Ook gebeurde het dat de aangenomen naam naar eigen inzicht werd gewijzigd. Uiteindelijk werd het allemaal erg bont en moest koning Willem I een koninklijk besluit (van 1825) uitvaardigen om aan deze praktijken een einde te maken. Bij wet werd nu bepaald dat alleen de koning bevoegd is om een familienaam (geslachtsnaam) te wijzigen. Voor wijziging kwamen alleen onwelvoeglijke of bespottelijke namen onmiddellijk in aanmerking. Bij het aannemen waren er nogal wat grapjassen die de bepaling niet serieus namen en de meest vreemde en soms zelfs pikante familienamen opgaven, zich niet realiserend wat zij hun nageslacht hiermee aandeden. Ongeveer gelijktijdig werd de burgerlijke stand ingevoerd, waardoor mensen verplicht werden om geboortes, huwelijken en overlijden aan te geven bij de gemeente. Voorheen kon men nog volstaan met een inschrijving in een kerkregister. Doordat Napoleon de burgerlijke stand tot algemeen systeem voor het hele rijk in het leven heeft geroepen is het nu een stuk makkelijker om na te gaan wie je voorouders zijn en wat zij in hun leven gedaan hebben.
Het patroniem kon destijds de enige achternaam zijn, en van generatie op generatie veranderen, maar het patroniem kon ook door een familienaam worden gevolgd: Jan Hendriksz. Bakker of Anna Pouwelsdr. van Amerongen. Het kwam ook voor dat een kleinkind het patroniem van zijn vader overnam: Pieter Jansz. Hendriks. De familierelatie werd zo binnen een naam tot drie generaties uitgebreid: zoon, vader, grootvader. Het patroniem Hendriks staat op de nominatie een familienaam te worden. Daarvan is sprake als ook volgende generaties deze naam in gebruik nemen.
.
Niet iedereen gebruikte patroniemen. De woonplaats is ook een vaak gebruikt middel om iemand van een identiteit te voorzien. De Vries is hiervan de bekendste van deze geoniemen. Daarnaast zijn er vele varianten op hoe mensen wonen, Dijkstra, Veenstra, van der Wal, van de Klei, enzovoort. Het beroep van iemand wordt ook vaak gebruikt, Bakker, Visser, de Boer, Molenaar en Koopman zijn hier voorbeelden van. Veel mensen nemen het decreet niet serieus. Om de Fransen en hun aanhangers te stangen bedenken de mensen de gekste namen. o.a. Rotmensen, Poepjes, Piest, Naaktgeboren en Zeldenthuis, het is een dolle doel bij de persoonsregistratie. Er is ook een groep mensen die, om de Fransen mild te stemmen, hun familienaam verfraaien. Du Bois, Carpentier en Le Jeune ontstaan op die manier. Een naam zegt ook veel over de hoedanigheid van mensen. Als arbeider is het ongepast om een "dure" naam te dragen. Wie dat toch doet, kan rekenen op hoon en spot. Mensen die ineens aanzien verwerven, kunnen ervoor kiezen om hun naam een Latijns tintje te geven. Smit wordt Faber, Kuiper wordt Kuperus en Winsum wordt Winsemius.
Veel mensen geven geen naam op omdat ze er geen hebben. In 1825 volgt een Koninklijk Besluit dat weigeraars alsnog een naam moeten aannemen. Er gaat van alles mis wanneer mensen hun eigen naam niet blijken te kunnen spellen. Veel mensen zijn analfabeet. Binnen een familie kunnen alle variaties op de naam Smid voorkomen. Na de persoons -registratie van Napoleon liggen de familienamen vast in de Registers van Naamsaanneming. Ook nadat de Fransen uit beeld verdwijnen blijven de regels gehandhaafd. Vanaf dan veranderen namen niet drastisch. Het is in ieder geval uitgesloten dat mensen iedere willekeurige naam kunnen aannemen.
controle van de gegevens.
nu er meer aktes zijn die je kan raadplegen. wil ik de fouten er zo veel mogelijk uit halen
Daarom geen gegevens op het ogenblik
willem